13.8 Titel en koppen

Waar gaat dit hoofdstuk over?

Hier leer je verschillende manieren om een titel en later ook koppen vorm te geven. Je leert belangrijke begrippen (vaktaal), je maakt kennis met de opbouw, je leert de criteria kennen aan de hand waarvan je de leerdoelen voor je groep kunt formuleren, je experimenteert en je leert nadenken over de vraag hoe je een titel (en koppen) zo vorm kunt geven dat ze passen bij verschillende tekstgenres en bij je doel en publiek.

0001.1 Belangrijke begrippen (vaktaal)
0001.2 Kennis
000000Ruimte
000000Kleur
000000Gewicht
000000Formaat
000000Lettertype
0002.   Opbouw
0003.   Aanwijzingen (criteria lagere orde)
0004.   Criteria hogere orde
0005.   Aan het werk (met Werkblad Titel en koppen)
0006.   Kolommen in genres (met Leskaart Titel en koppen voor gebruik bij andere vakken)

                       

 

1.1 Belangrijke begrippen (vaktaal)

Titel
00000De titel is de naam van een boek of hoofdstuk of bijvoorbeeld van een les.
00000In kranten noem je de titels boven artikelen koppen.
Kop
00000Een kop is het bovenschrift boven een paragraaf of krantenartikel.
Paragraaf
00000Een paragraaf is deel van een boek, hoofdstuk of artikel.
00000Boven een paragraaf staat een kop of tussenkop.
Koppenstructuur
00000Een koppenstructuur toont aan het uiterlijk wat de titel,
00000de minder belangrijke kop1 of nog minder belangrijke kop2 is.
00000Je ziet de koppenstructuur ook in de inhoudsopgave.
Inhoudsopgave
00000De inhoudsopgave is de opsomming van titels en koppen.

 

1.2 Kennis

Een titel kan bestaan uit:
00 één woord, bijvoorbeeld ‘Water’ of ‘Uilen’;
00 enkele woorden, bijvoorbeeld ‘Het strand’, ‘De fiets van Afra’;
00 een zin, bijvoorbeeld ‘Groep 8 gaat op reis’;
00 een vraag, bijvoorbeeld ‘Hoe leer je zwemmen?’.

Een titel (en koppen) kun je op verschillende manieren onderscheidend opmaken:
00 door hem meer ruimte te geven;
00 door hem een andere kleur te geven;
00 door hem meer gewicht te geven met een vettere letter;
00 door op groter formaat te schrijven;
00 door een ander lettertype te gebruiken.

Welke van deze manieren je combineert, hangt af van de inhoud van de tekst, je doel, publiek en situatie.

Ruimte
Een titel staat bovenaan de tekst en krijgt geen punt aan het eind.
Leer leerlingen om de titel te plaatsen in de ruimte.

Boven de titel:
Een titel staat bovenaan de tekst, maar niet per se bovenaan op het blad. Heb je een lange tekst, dan kun je bijvoorbeeld starten met drie witregels (drie regels overslaan). Noteer de titel. Voeg daaronder een witregels in (een regel overslaan). Start daarna pas met de tekst. Dit geeft de titel meer gewicht. Zo benadruk je de titel.
Boven paragraafkopjes zit altijd minstens een witregel (dus je slaat minstens een regel over vóór de volgende paragraaf).

Onder de titel:
De titel rust op de tekst: de tekst begint dan direct onder de titel. Dit is een geschikte manier bij een korte tekst.
Ook mogelijk: de titel zweeft. Je slaat dan na de titel een of enkele regels over.
Paragraafkopjes kunnen ook op de tekst rusten of zweven. Let op! Visueel moet de paragraafkop horen bij de tekst die erop volgt. De ruimte boven het paragraafkopje moet dus altijd groter zijn dan de ruimte eronder.

Plaats op de regel:
Links gelijnd: de titel start bij de kantlijn.
Ingesprongen: de titel begint een stukje (bijvoorbeeld een centimeter) van de kantlijn.
Gecentreerd: de titel staat in het midden van de regel.

         

Kleur
Leer leerlingen om een andere kleur voor de titel te kiezen dan voor de tekst.
0Je kunt jezelf centraal stellen en kiezen voor je lievelingskleur.
0Je kunt je publiek centraal stellen: je moeder, sinterklaas, je vrienden, de buurt enzovoort.
0Je kunt de instantie waar je voor schrijft centraal stellen:
00 bijvoorbeeld de kleuren van je school voor je notulen,
00 de kleuren van je sportclub voor je sportverslag, enzovoort.
0Je kunt de inhoud centraal stellen: een kleur die past bij het onderwerp
00 of de sfeer van de tekst, bijvoorbeeld groen als je over de natuur schrijft,
00 blauw als je over de marine schrijft, oranje als je over Willem van Oranje schrijft.
0Je kunt je doel centraal stellen, bijvoorbeeld heftige kleuren als je wilt opvallen.

Gewicht
Leer leerlingen hoe ze letters gewicht kunnen geven.
0Een dikkere penpunt (viltstift of fineliner) maakt letters vetter (zwaarder)
00 en een dunnere penpunt (technisch tekenpen) maakt ze lichter.
0Dubbellijnsletters maken letters ook zwaarder.

                 

Formaat
Grotere letters ogen belangrijker. Maak de letters van de titel dus iets groter: kies bij handschrift bijvoorbeeld een romphoogte tot halve regelhoogte met een romp-lus verhouding 1 : 1. Het is wel belangrijk om uit te proberen of je titel nog op één regel past…

Je kunt de titel ook een belangrijker uiterlijk geven door de letters breder te spatiëren: je schrijft ze iets wijder uit elkaar. Dat kun je alleen toepassen op onverbonden schrift, zowel bij de minuskels (kleine letters) als bij de kapitalen.

Lettertype
Leer leerlingen de alfabetten van het verbonden schrift, het onverbonden schrift en kapitaalschrift.
Je kunt de titel geheel in hoofdletters schrijven. Kies je daarvoor, dan moet je wel de kapitaalvormen kiezen (kapitaalschrift). Je kunt de titel ook gewoon in kleine letters schrijven, maar bijvoorbeeld in onverbonden blokschrift of in een passend handlettering font.

         

 

2 Opbouw

0001. Een titel boven een eigen tekst zetten (onderbouw).
0002. Een langere tekst opdelen in paragrafen met koppen (bovenbouw).
0003. Koppen en tussenkopjes (subkoppen) van hiërarchische nummering voorzien (vo).

 

3 Aanwijzingen (criteria lagere orde)

Bij lagere ordevaardigheden gaat het om kennis en kennis toepassen,
waarbij je oordeelt met goed/niet goed, bijvoorbeeld met een vinklijst.
Kies zelf welke criteria je als lesdoel gebruikt!

Titel
000 De titel staat boven de tekst.
000 De titel begint met een hoofdletter en krijgt geen afsluitende punt.
000 De titel is onderscheidend (opvallender dan de tekst) opgemaakt
0000 door één of meer factoren: ruimte, kleur, gewicht, formaat, lettertype.
000 De titel is het zwaarste element van het document.

Koppen
000 Koppen staan boven de paragrafen.
000 Koppen beginnen met een hoofdletter en krijgen geen afsluitende punt.
000 De koppen zijn onderscheidend opgemaakt, dat wil zeggen:
0000 anders dan de titel en anders dan de tekst door één of meer factoren:
0000 ruimte, kleur, gewicht, formaat, lettertype.
000 Koppen horen visueel bij de tekst eronder, dat wil zeggen:
0000 ze staan dichter bij de tekst eronder dan bij de tekst erboven;
000 De koppen (kop1) zijn zwaarder dan de tekst maar lichter dan de titel.
000 De tussenkopjes (kop2 of subkoppen) zijn zwaarder dan de tekst,
0000 maar lichter dan de titel en lichter dan de koppen (kop1).

 

4 Criteria hogere orde

Bij hogere ordevaardigheden maak je altijd een keuze en
beoordeel je de redenering, bijvoorbeeld met een rubric. 

000 De titel en koppen zijn op elkaar afgestemd qua ruimte, kleur, gewicht, formaat en lettertype.
000 De titel en koppen zijn passend opgemaakt bij doel en publiek en context
0000 (plek in de ruimte, kleur, gewicht, formaat en lettertype).
0000(kerndoel 4: doelgericht spreken en schrijven en kerndoel 13: schriftelijke taalverzorging)
000
In formele teksten zijn titel en koppen volgens de schriftconventies opgemaakt.
000 Kan het anders? Ja!
0000 De keuze voor afwijkende manier om titel en koppen vorm te geven
0000 (qua plaatsing in de ruimte of kleur, gewicht, formaat of lettertype) is beargumenteerd.

 

5 Aan het werk 

Begrippen en criteria

Leer leerlingen wat een titel is.
Oefen de begrippen (vaktaal) en geef concrete aanwijzingen (criteria) waar een titel of kop aan voldoet.
(kerndoel 2: taal in de leergebieden en kerndoel 6: schrijven om te leren)

Kijken naar voorbeelden en experimenteren 

Bouw een repertoire van mogelijkheden op door naar goede voorbeelden te kijken.
(kerndoel 1: taal- en leesomgeving)
000Laat voorbeelden zien van titels met verschillende opmaak.
000Laat voorbeelden zien van titels van verschillende tekstgenres bijvoorbeeld verhalen of verslagen.
000Laat ook voorbeelden zien van een koppenstructuur, bijvoorbeeld uit een leerboek.

Breid het repertoire uit door te experimenteren. Je kunt het Werkblad titels en koppen gebruiken.
(kerndoel 5: creatief taal gebruiken en kerndoel 14: Talige identiteit)
000Laat titels door je leerlingen formuleren.
000Laat titels bedenken die bestaan uit één woord, uit enkele woorden, uit een korte zin.
000Laat titels bedenken bij uiteenlopende onderwerpen, bijvoorbeeld:
Voetbal / De Afsluitdijk / Tricks op het skateboard / Olie aangespoeld / Gedropt …
000Laat de titel uitknippen en laat door te schuiven uitproberen hoe de titel boven de tekst te plaatsen.
000Laat de titel met verschillende penpunten (qua dikte) schrijven.
000Laat de titel op verschillende formaten schrijven.
000Laat verschillende lettertypen oefenen en laat de titel in die lettertypen schrijven.

Aan het werk met eigen teksten 

(kerndoel 4: doelgericht spreken en schrijven)
Bespreek verschillende passende mogelijkheden voor een titel. Laat daarbij letten op kleur, ruimte, gewicht, formaat en lettertype. Wat past bijvoorbeeld bij: Fatbikes / De Noordzee / De bonte berm / Ik wil kapper worden / Vluchtelingen / De Urker vloot / Woningisolatie / …

Laat leerlingen stilstaan bij de titels van hun eigen teksten zoals aantekeningen, verhalen, verslagen.
Stemmen ze de vorm af op de inhoud, hun doel, publiek en context dan werken ze aan kerndoel 4: doelgericht spreken en schrijven.
De volgende opdrachten helpen je daarbij op weg.

Laat het onderwerp bepalen hoe je de titel onderscheidend vorm geeft.
Laat daarbij letten op ruimte, gewicht, formaat, kleur en lettertype. Bijvoorbeeld:
000De Noordzee (zou kunnen met grijsblauwe en/of grijsgroene tinten)
000 Ik wil kapper worden (zou met een krullerig lettertype kunnen)
000 Woningisolatie (zou met een degelijk lettertype met schreven kunnen)
000 De bonte berm (zou met uitbundige kleuren kunnen)
000 Fatbikes (zou met een dikkere penpunt kunnen)

 

6 Titels en koppen in genres

Een titel vertelt je waar een tekst over gaat. Je kunt vrijwel alle teksten een titel geven. Vertellingen en verhalen natuurlijk, maar ook boven andere tekstgenres zet je een titel, bijvoorbeeld:

Verslag: Bezoek aan het Rijksmuseum
Beschrijving: De weg naar school
Procedure: Zo tel je tuinvogels
Verklaring: Luchtdruk en wind
Oproep of verzoek: Rekenhulp gevraagd
Beschouwing: Wel of geen vuurwerk
Betoog: Alle kinderen op een sportclub
Respons: De bomen gerooid…
Aantekeningen bij een les biologie: Zintuigen

In langere feitelijke of beschouwende teksten worden vaak ook (tussen)koppen gebruikt. Die titel en koppen maken de structuur van een tekst zichtbaar. Lees je eerst de titel en de koppen (het zogenaamde ‘koppen snellen’), dan krijg je meteen een globale indruk van waar de tekst over gaat en kun je je snel in de tekst oriënteren.

Bij schrijfopdrachten voor taal kun je de aanwijzingen gebruiken op de Leskaart Titel en koppen.